donderdag 25 april 2013

Alexandrië, Egypte


Donderdag 18 april
Alexandrië, Egypte

“Meer mediterraans dan Egyptisch” aldus de reisinformatie. “Een indrukwekkende Grieks-Romeinse metropool in de oudheid” en “de stad waar de Egyptische koningin Cleopatra een stormachtige romance beleefde met de Romeinse bevelhebber Marcus Antonius”, zo werd Alexandrië ons op grootse wijze geïntroduceerd. Helaas, helaas ligt dat grootse verleden letterlijk en figuurlijk in puin! 
Het was ook te mooi om waar te zijn. Alexandrië, in 331 na Christus gesticht door de Macedonische veroveraar Alexander de Grote, is anno 2013 een rommelige en drukke noord-Afrikaanse stad, waar het verkeer constant vastloopt en veel auto’s t/m het dak geblutst zijn. En daar moet een grote toeristenbus zich doorheen weten te wringen. Zie je het voor je? De chauffeur dwong onze diepste bewondering af! Hebben we nog wat anders gezien? Ja, dat hebben we! Ton en ik hadden gekozen voor de overblijfselen van het Romeinse Alexandrië. Hier is bedroevend weinig van over als je weet dat de stad eens bestond uit honderden paleizen en andere publieke plaatsen. Wat is hier in vredesnaam mee gebeurd, vraag je je af, als je de monumenten bezoekt die nog aanwezig zijn, te weten:
  • Catacombes van Kom-es-Shogada
  • De obelisk van Pompeï
  • Het Romeins amphitheater
  • Beelden en kunstvoorwerpen in het Nationaal Museum.
Het antwoord is simpel: de val van het Grieks-Romeinse rijk en diverse aardverschuivingen hebben al het moois in het water en onder het zand doen verdwijnen. Recentelijk werd het amphitheater herontdekt toen bouwvakkers er een appartementengebouw wilden neerzetten.
Ten eerste bezochten wij de 35 meter diepe catacombes, die in de 2de eeuw na Chr. werden ingericht. Oorspronkelijk was er maaar één catacombe bedoeld als familiegraf, later werd deze uitgebreid met kamers en nissen voor ruim 300 individuele sarcofagen. Er was zelfs een kleine hal voor een begrafenisceremonie. In de sculpturen zijn oude Egyptische motieven verwerkt, maar aan de architectuur is goed te zien dat de kunstenaars zijn opgeleid in de Grieks-Romeinse stijl met een unieke geïntegreerde kunstvorm als resultaat.
De obelisk van Pompeï werd ten onrechte zo genoemd door de kruisvaarders. De pilaar is 27 meter hoog en 2 meter dik en is gemaakt van roze gepolijst graniet uit Assoean. De kolom staat opgesteld voor de geruïneerde tempel van Serapis, in de oudheid één van Alexandrië’s belangrijkste gebouwen. De obelisk werd vervaardigd ter ere van de Romeinse keizer Diocletanus in de 4de eeuw na Chr. en droeg vermoedelijk het standbeeld van deze heerser.
Halverwege ons bezoek kregen we een regenbuitje over ons heen. Potjandorie daar had de cruisedirector niets over gezegd. Niemand van ons had een paraplu of regenjas bij zich. Maar gelukkig duurt een bui nooit lang in het Midden-Oosten! Opvallend zijn de vele woonflats  waarmee het terrein is omzoomd,  van zeer luxe tot ronduit armoedig. Volgens onze gids betalen veel inwoners zo’n lage huur dat er geen geld over is om de boel op te knappen! 
Wij wurmden ons met de bus door de nauwe straten en het drukke verkeer een weg naar het Romeinse amphitheater dat gelukkig in een ruimere wijk is gelegen. Het theatercomplex is pas recent ontdekt en is de enige in zijn soort binnen Egypte. Bijzonder zijn de secties met vloeren van mozaïeken en de 800 zitplaatsen van wit marmer - geïmporteerd uit Europa. 
Vermoedelijk heeft het amphitheater ook als overdekte odeon gediend voor muzikale voorstellingen en als arena voor worstelwedstrijden. De akoestiek is in elk geval prima; dat hebben we samen met medepassagiers Karel en Louise uitgetest!
Op het terrein was tevens een expositie van Romeinse kunstschatten (bustes, sfinxen) die uit het zeewater zijn opgevist. Door diverse aardverschuivingen zijn verschillende delen van de stad in de loop der tijd in de Nijldelta terecht gekomen.
Het Nationale Museum was onze laatste stop in Alexandrië; een klein en fijn museum met duizenden voorwerpen uit de tijd van de farao’s, de Grieks-Romeinse tijd en enkele kostbaarheden die toebehoorden aan de Egyptische koninklijke familie c.q. de afgezette koning Farouk (in 1952). Uit de oude tijd zagen we o.a. afbeeldingen op papyrus, parfumflesjes, beschilderde sarcofagen met de mummie erin en Grieks-Romeinse beelden.
Terug in de haven verheugde ik me op de vele shopjes die hier hun toeristische waren hadden uitgestald; veel van hetzelfde. We kochten wat frutsels en ik wilde ook een jurk of blouse met oude Egyptische motieven. Een blauwe geborduurde jurk zat mij als gegoten en een zwart met rood geborduurde blouse vond ik ook wel leuk. Dus het biedingsproces kon beginnen! De koopman ging akkoord met 40 euro, maar toen ik had betaald en met mijn waren het shopje wilde verlaten, bleef hij met zijn brede lijf pal voor mij staan en drong aan op 5 euro extra. 
Maar dat was ik niet van plan! Deal is deal, en verder geen gezeur. Ton en een collega-winkelier moesten er aan te pas komen om mij te bevrijden. De man was echter niet te stuiten en liep nog een eindje achter mij aan al bedelend om die 5 euro. Heel gênant allemaal. Waar is zijn eergevoel? Ik was meteen winkelmoe en wilde terug naar de boot.
We verheugden ons op het avondprogramma: een lokale Egyptische show, die om half zes zou beginnen. Echter, cruisedirector Anthony deelde ons vlak voor tijd via de intercom mee dat het allemaal niet doorging. De havenpolitie wilde de groep geen toegang verlenen tot ons schip. “Omdat het amateurs zouden zijn en geen professionele dansgroep”. Misschien wilden de functionarissen geld zien of misschien waren ze gewoon bezorgd over onze veiligheid. In elk geval schijnt er veel te zijn veranderd in Alexandrië sinds de revolutie hoorden we van stafleden, en niet ten goede. Gidsen vertelden ons al eerder dat de revolutie niet het gewenste resultaat had opgeleverd. Om er dan optimistisch aan toe te voegen dat democratie - net zoals vroeger in het Westen - nu eenmaal een langdurig proces is...
De Balmoral had geen tijd om dat af te wachten. Wij lieten de vroegere lichtstad met zijn wonderbaarlijke Pharos vuurtoren en zijn honderden tempels en paleizen achter ons en stoomden via de Middellandse Zee op naar Groot-Brittanië’s kroonkolonie: Gibraltar!







dinsdag 23 april 2013

Suezkanaal, Egypte


Woensdag 17 april
Suezkanaal, Egypte


In een halve dag tijd voeren we vanaf Sharm El Sheikh via de Golf van Suez naar de havenstad Suez, het beginpunt van onze transit door het Suezkanaal. Het was ’s nachts tegen tweeën toen we vanaf het balkon het cruiseschip “Queen Victoria” zagen liggen. Al die lichtjes verderop waren van containerschepen die samen met ons in konvooi door het kanaal zouden varen. Er vertrekt één konvooi per dag vanuit Suez en wel om 06.00 uur ’s ochtends. Pakweg 14 uren later (20.00 uur) zouden we de Middellandse zee bereiken via de havenstad Port Saïd.
Cruisedirector Anthony nodigde ons via het omroepsysteem uit om een ingelaste informatie bijeenkomst bij te wonen die gegeven zou worden door de Egyptische PR-directeur van het Suezkanaal. Dat vonden we razend interessant en samen met Joke en Marius togen we naar de Neptune Lounge die hooguit voor de helft bezet was. Ook begrijpelijk want als je binnen zit zie je niets en kun je buiten geen foto’s maken. Zo misten wij de spoorbrug en bijna ook nog  de Mubarak geopende autobrug. Ton kon ‘m nog net inzoomen. Afijn, de pr-man vertelde ons interessante feiten over de totstandkoming van het kanaal. De Fransman Ferdinand de Lesseps was de architect van het huidige kanaal van 193 km lengte. Liefst 1,5 miljoen Egyptenaren voerden het zware handwerk uit; zij groeven modder en zand weg met scheppen en emmertjes. Velen lieten het leven door uitputting en malaria.
Het sluisloze kanaal werd voor de internationale zeevaart geopend op 17 november 1869 en werde beheerd door een Frans-Brits consortium. Egypte nationaliseerde het kanaal op 26 juli 1956 door toedoen van toenmalig president Nasser. Het kanaal is 5 keer gesloten geweest o.a. door spanningen c.q.oorlogen met de Israëli. Sinds juni 1975 is het kanaal volgens verdragen geopend voor schepen van welke natie dan ook, inclusief marineschepen. Voor de doorvaart gelden vaste tarieven, afhankelijk van tonnage, passagiers, haven van afvaart en bestemming van het schip. De kanaalautoriteit houdt ook de kosten van een omweg via Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika) in het vizier, m.a.w. een passage via het kanaal moet de scheepsreder altijd een flink voordeel opleveren. Service is een ander pluspunt van deze passage; twee scheepswerven staan garant voor reparaties a.g.v. defecten aan de buitenzijde van de boot en aan interne systemen (airco, diepvrieskasten, ventilatie, etc). Daarnaast zijn er per schip vier pilots paraat tijdens de doorvaart en wordt het kanaal op een diepte gehouden van 24 meter.
Tenslotte heeft de veiligheid rond het kanaal bij de Egyptenaren een hoge prioriteit, zo ontdekten we vanaf het dek en de balkons. Om de paar kilometer zagen we militairen: lopend, rijdend of op wacht bij een kleine kazerne langs het water. Vaak floten ze ons toe, zwaaiden of gingen met hun maten op de foto met de Balmoral op de achtergrond. Bravo jongens! De grootste plaats die we passeerden was Ismaëlya en de kleinste Kantara. Port Saïd hebben we volledig omzeild op onze uitvaart, vanwege een nieuwe bypass van het Suez-kanaal.
Plots zaten we alweer op de Middellandse Zee en zette de kapitein koers richting Alexandrië.


maandag 22 april 2013

Sharm El Sheikh, Egypte


Dinsdag 16 april
Sharm El Sheikh, Egypte

De mondaine badplaats Sharm El Sheikh, gelegen op het zuidelijkste puntje van het schiereiland Sinaï, betekende een wereld van verschil met het stoffige en armoedzalige Safaga. Onze gids sprak dan ook van de Riviéra van Egypte, doelend op zandstranden, nachtleven en hotels met als extra’s kristalhelder zeewater en rijke koraalriffen.
Wij kozen voor een tochtje per boot met glazen bodem, de zg. Glass Bottom Boat. Tot onze verbazing hoefden we hooguit 50 meter te varen, want de riffen liggen hier bijna op het strand. In Australië waren we maarliefst 2,5 uur onderweg (enkele reis) om de koraalriffen te bekijken, maar die waren dan ook veel spectaculairder. Toch tuurden we hier enthousiast, samen met tafelvriendinnen Irene en Ellen, met onze hoofden en camera’s boven het glas om een geel of zebra gestreept visje tussen of boven het koraal mooi in beeld te brengen. 
Maar meestal zwommen de visjes snel ons beeld uit voordat we tijd hadden om te klikken! Balancerend over een plastic ponton wiebelden we na 1,5 uur weer naar het strand voor het programmapunt “shoppen”, een belangrijke bezigheid voor de op souvenirs en kledingstukken  jagende toerist van een cruiseboot. Maar eerst wilde ik een lekkere cappuccino! Met een ploegje Nederlanders streken we op een terras neer. Ton bestelde een grote fles bier die maar niet op ging.   
Ik werd er ongedurig van, want ik had er weinig zin in om in m’n eentje ergens te gaan onderhandelen. Uiteindelijk kocht ik bij een aardige winkelier twee tuniekjes (groen en blauw) met opdrukken van Egyptische goden en symbolen uit de tijd der farao’s. Een gouden gelukscartouche ging mijn dagbudget te boven. Intussen was het zo warm geworden in de stad, dat we snel de shuttlebus naar de Balmoral opzochten.
Het Suezkanaal was onze volgende bestemming.



Safaga, Egypte


Maandag 15 april
Safaga, Egypte

Cruisedirector Anthony had het al gezegd: in Safaga is er voor de verwende toerist weinig te beleven. Toch trokken tientallen dappere medepassagiers er in alle vroegte enthousiast op uit om dit authentieke oord te bezoeken, om binnen een uur al weer diep teleurgesteld terug te keren naar het paradijselijke cruiseschip. Honderden andere passagiers gebruikten Safaga als startpunt voor hun reis naar Luxor, Karnak en de Vallei der Koningen. Een trip van ruim 13 uur waar wij vanaf zagen omdat we Luxor in de jaren ’80 al eens uitgebreid bezochten.
Safaga hebben we geen kans gegeven ons een slechte dag te bezorgen. We kozen voor een dagje “luxe beachresort” aan het heldere water van de Rode Zee. Maar toen we per bus door het rommelige Safaga reden hadden we weinig vertrouwen in welke vorm van luxe dan ook!
Gelukkig werden we na een half uurtje rijden aangenaam verrast door een uitnodigend paleishotel, gelegen op een opgespoten zandeiland in de baai van Safaga. De manager heette ons welkom en zorgde voor begeleiding via de tuin met diverse zwembaden naar het strand.
Hier waren allerlei leuke privé plekjes met rieten parasols gecreeërd. Afscheidinkjes in halfronde vorm, mooie houten ligbedden, fijne matrasjes met kussentjes en enorme badhanddoeken nodigden ons uit voor een fijne stranddag. Maar oef, wat was het toch weer warm! Eerst maar eens een cappuccino drinken in de standbar. “De machine staat mij niet toe om koffie te zetten”, deelde de barman ons na 10 minuten voorzichtig mee. We wachtten het reparatieproces even af, maar toen we zagen dat een toegesnelde monteur de koffiemachine had losgekoppeld en ‘m vertwijfeld bekeek, vonden we verder wachten zonde van onze tijd.

 
We besloten het water van de Rode Zee op te zoeken. Dat was kristalhelder maar wel wat fris. Dan maar in de schaduw een boekje lezen! Tjé, het was alweer lunchtijd. Met landgenoten Hanneke en Willem zochten we een mooi buitenterras op. Ik bestelde een oosterse schotel met allerhande kleine gerechten en Ton kreeg eindelijk weer eens een pizza voorgeschoteld. Afijn, uiteindelijk brachten we maarliefst 2,5 uur door met vooral kletsen over elkaars leven. Zo leerden we dat Hanneke al 76 jaar is en als Joods meiske het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen heeft overleefd; samen met haar moeder gelukkig – zij het dan met een moeilijk geneesbare vorm van tuberculose.
Met Willem woont ze nu in een vroeger RK-schuilkerkje in het z.g. Oude Suikerhofje aan de Prinsengracht in Amsterdam. En zo valt over elk mensenleven wel een boek te schrijven!
Alweer 15.45 uur! Hoog tijd om een duik te nemen in het uitnodigende zwembad en wat bij te bruinen in het zeewindje. Op onze comfortabele strandbedden dutten we al snel in. Hé, waar was iedereen nu? Snel kleedden we ons aan en liepen naar de hotellobby waar al druk werd geborreld en wij het paradijselijke strandresort voor het laatst in beeld konden brengen.


Petra, Jordanië


Zondag, 14 april
Petra, Jordanië

Vanuit de haven van Aqaba reden we per bus naar één van de zeven wereldwonderen: “The lost City of Petra”, de vroegere hoofdstad van de Nabateeërs. De stad is bereikbaar via een kloof in de heuvels en is gedeeltelijk in de rotsen uitgehakt. Vrijwel alle gebouwen die er ooit stonden zijn nu ruïnes. Bloeiperiode was rond de jaartelling t/m het jaar 551 waarin de stad getroffen werd door een vernietigende aardbeving. De handelsroute via Petra werd vervangen door de scheepvaart over de Rode Zee.
Het vroegere knooppunt van karavaanwegen vanuit Aden, Damascus, Caïro en Bagdad was veranderd in een desolaat oord dat pas in 1812 werd herontdekt door de Zwitserse kenner van het Oosten Johann Ludwig Burckhardt (tekeningen 1839 door David Roberts). Anno 2013 is de roze rotsstad Petra een bedevaartsoord voor duizenden toeristen, die dagelijks via de rotskloof (Siq) zo snel mogelijk een glimp willen opvangen van de adembenemende graftempel Khazneh, oftewel de Schatkamer. Volgens een legende zouden piraten hun schat hebben verstopt in een urn op de bovenste etage van de tempel. De reden waarom schatzoekers al menigmaal vergeefs kogels hebben afgevuurd op de solide grafcontainer. Maar Petra heeft meer te bieden zoals een arena met 8000 zitplaatsen, een hooggelegen klooster en koninklijke graftombes. De woonhuizen zijn door de aardschokken geheel verkruimeld. Hier woonden rond de jaartelling zo’n 25.000 mensen die kruiden uit Indië, ivoor uit Afrika, parels uit de Rode Zee en wierook uit Oman voorbij zagen komen op weg naar het Middellandse zeegebied, En vanuit de Levant kwam het goudsmeedwerk uit Aleppo via Petra terecht op de markten van Jemen en Oman.
De ingenieuze watervoorzieningen via een kunstmatige oase en watergoten in zandsteen, in combinatie met de beschutte liging tussen de rotsen maakte Petra tot een favoriet tussenstation voor karavanen. De tussenhandel en invoerrechten leverden de Nabateeërs hoge winsten op. Toch kon de verborgen ligging niet voorkomen dat het Nabateense koninkrijk eerst door de Romeinen en later door Perzen en Byzantijnen werd ingelijfd. Natuurgeweld deed de rest.
 
Om de overblijfselen van de vroegere Nabateense hoofdstad te bekijken kom je ogen en andere zintuigen tekort. Voordat we de toegangskloof (Siq) bereikten, werden we al verrast met bouwsels die in de rotsen waren uitgehouwen en die de tand des tijds hebben overleefd.
Groep na groep betraden we de smalle opening naar de koele kloof met wanden van 90-180 meter hoogte, de wonderlijke toegang tot Petra - stad van roze zandsteen. Hoewel de kloof 1,5 km lang is leek onze wandeling eindeloos te duren, omdat er onderweg van alles te bewonderen viel op het gebied van architectonische verrassingen in de rotswanden, zoals tempeltjes, sculpturen van o.a. kamelen en watergoten als onderdeel van het aquaduct.
Het was wel oppassen geblazen. Waar eens de kamelen bepakt en bezakt richting Petra liepen reden nu paardenkoetsjes met toeristen. Ton en ik werden steeds ongeduldiger; we wilden onmiddellijk de schatkamer van Petra zien! Samen snelden we vooruit door de kloof en jawel, daar dook via een smalle rotsspleet de befaamde roze graftempel voor onze ogen op. Een magisch moment dat je niet meer vergeet!
We zwierven nog wat verder rond door de oude Nabateense stad, waar we nog meer tempelmonumenten, graftombes en de arena bezochten. Terwijl we nog wat dromerige dromedarissen fotografeerden kwamen we tot de conclusie dat de kloof (Siq) en de roze tempel (Khazneh) de voorlopige hoogtepunten zijn van ons bezoek aan Petra. Maar deze veelzijdige stad verdient absoluut een uitgebreider bezoek van minstens enkele dagen!

“Bedankt dappere Nabateeërs voor dit monnikenwerk dat jullie ons hebben nagelaten!”      Want Petra is een onbetaalbaar cadeautje van dit oorspronkelijke bedoeïenenvolk dat met hun tentenkamp neerstreek op de hoogvlakte tussen de rotspartijen en met al hun vaardigheden een oogverblindend wereldwonder hebben gecreëerd waarvoor mensen nu nog warm lopen.
Zo makkelijk als de heenweg verliep zo moeilijk zou de terugweg voor mij worden, vanwege steeds maar oplopend terrein en een ziedend zonnetje. Halverwege de kloof kwamen Irene en  ik ons Filippijnse kappertje Don tegen, die deelnam aan een personeelsuitje van de Balmoral. Een mooie gelegenheid om uit te blazen op een bankje en met elkaar op de foto te gaan. Ton wachtte al een poosje ongeduldig en ongerust aan het einde van de kloof. Daarbuiten in de genadeloze zon raakte ik de laatste 500 meter helemaal buiten adem. Ton trok mij mee over de sterk hellende weg. Ook mijn scheepsvriendin Joke die diabeet is, kreeg vanwege de zeer late lunchtijd problemen. Eindelijk daar was het toegangshek en de eerste winkeltjes.
We kochten het eerste het beste souvenir: een tas met een afbeelding van de Khazneh. Op naar de bus, we konden ‘m nog net halen! Ton duwde mij voort, want ik had geen greintje adem meer in mijn longen. Gelukkig, nog net op tijd binnen! Tijdens de lunch op het mooiste tuinterras van Jordanië, en met het beste uit de Jordaanse keuken op onze borden vergat ik al het loopleed en voelden wij ons de meest verwende mensen ter wereld!


 

vrijdag 19 april 2013

Oman + piraten


Zondag, 7 april
Muscat, Oman

Om negen uur ’s ochtends kwamen we in de haven van Muscat aan. Onze beveiliging werd kordaat ter hand genomen. Twee marinebootjes waarop mannen met karabijnen in de aanslag en twee bewapende soldaten op de kade, daar kan het geboefte niet tegenop.
De dames aan boord hadden andere zorgen: tijdens ons bezoek aan de Sultan Qaboos Moskee moesten we ons flink afdekken. Haar, halslijn, polsen en enkels dienden onzichtbaar te zijn. De schoenen moesten uit, dus blote voeten worden als a-sexy gezien! Ik had een elegante oplossing gevonden d.m.v. twee kledingstukken die aan de wensen van de sultan voldeden! 
 
 Verder heb ik sjaals in overvloed, dus koos ik de charmantste uit. Maar o wee daar was een stukje halslijn zichtbaar, zo gebaarde de Omaanse relipolitie mij bij de entree terecht! De gids - een jonge vrouw van Indiase afkomst - struikelde bijna over haar met sokken bedekte voeten om mij huidvrij te omwikkelen. Eén medepassagiere weigerde aan de vertoning mee te doen, zich beroepend op de gelijkheid tussen man en vrouw (mannen mochten wel blootshoofds, met korte mouwen en 7/8 broek de moskee in) en een tweede dame vond dat alle moskeeën er vanbinnen hetzelfde uitzien en besloot lekker op haar sportschoentjes buiten te blijven.
Ieder volgt zo de eigen ideeën. Persoonlijk vond ik dit gebedshuis interessant, vanwege de vele gekleurde keramieken panelen en het Perzische tapijt dat in 500 delen naar Oman was verscheept om daar weer tot één geheel te worden geknoopt. Pronkstukken van de moskee zijn bovendien de kristallen Swarowski kroonluchters, tevens gewilde foto-objecten. 
O jé, daar was de relipolitie weer. Er was teveel haar (op mijn voorhoofd) zichtbaar! Geschrokken verborg ik mijn haar onder de doek. Islamitische vrouwen zijn trouwens helemaal niet welkom in de grote gebedshal; voor hen is er elders op het terrein een kleine, eenvoudig ingerichte ruimte beschikbaar. Het idee hierachter is dat de man namens het hele gezin regelmatig behoort te bidden in de moskee; vrouwen mogen al hun gebeden (5x per dag) gewoon thuis doen. Toen we moskee uitkwamen begon het plotseling te gieten van de regen, waardoor ons haar en onze hoofddoeken kleddernat werden. Hilarische tafereeltjes leverde dat op; zelfs de relipolitie lag in een deuk van het kakelende verregende kippenhok.
De Omani zijn vriendelijke mensen en je voelt je in dat land volkomen op je gemak en veilig.
Een museum, Portugese forten, het paleis van sultan Qaboos en de soukh stonden nog op het programma. Het museum exposeerde antieke khanjars (dolken), halskettingen en klederdracht in overvloed. De Omani hebben een heel eigen sprookjesachtige stijl voor kleding en opsmuk.
De oude forten zagen we alleen van de buitenkant, zo ook het sultanspaleis dat schitterrend is gelegen aan de golf van Oman. Tenslotte dan de Muttrah soukh. De befaamde overdekte markt was onbegaanbaar geworden door a) een grote hoeveelheid hemelwater en b) het gebrek aan afvoerputjes in Muscat. De gids wees ons een steegje aan, waar we massaal met nog meer gretige toeristen indoken; allemaal van de Balmoral. Twee steegjes verder zagen we tot onze verrassing medepassagiers blootsvoets door het water soppen. “Ik ga niet verder”, zei Ton, terwijl hij het enige verkooppunt binnenvloog dat nog met droge voeten bereikbaar was. 
Precies de goede zaak, want hier was veel interessants te koop op het gebied van oude, antieke voorwerpen. Ton kocht twee khanjars: Omaanse dolken die de mannen in een riem rond hun middel over de dishdasjah (witte hemdjurk) dragen. Ik kocht een antieke ketting met zilver, goud en bloedkoraal voor thuis aan de muur! Ook zocht ik een aantal mooi bewerkte kralen uit om er zelf een ketting mee te kunnen rijgen thuis in Nederland. Met onze Omaanse schatten onder de arm renden we via de steegjes naar de bus die ons weer naar de boot zou brengen. Op de Balmoral aangekomen bleek vrijwel iedereen in de ban te zijn geraakt van Muscat/Oman. De hele middag zaten we met Marius en Joke op het dek van de 10de etage te genieten van het uitzicht op de witte droomstad, omsloten door anthraciet kleurig gebergte. Naast ons draaide een containerschip behoedzaam om zijn as, om de haven te kunnen verlaten zonder ons schip te blutsen! Tegen vijven ging de Sail Away-party van start en maakte de Balmoral zich gereed voor de trip (1,5 dag) naar Salalah in Zuid-Oman.

Dinsdag 9 april
Salalah, Oman

Salalah is de tweede stad van Oman en een belanrijke overslaghaven naar India, het Midden-Oosten en Afrika. Qua klimaat profiteert Salalah van een uitloper van de Indiase moesson, hetgeen ideaal is voor de tropische fruitteelt van kokosnoot, bananen, papaya, mango en guave’s. Op ons maakte de stad die sterk verspreid in een stoffige en zanderige woestenij ligt een desolate indruk. De overheidsgebouwen zijn goed onderhouden, maar de woonwijken zijn aftands en zelfs verwaarloosd te noemen. Onze gids was zeer kundig en sprak foutloos engels.  
Qua uiterlijk leek hij echter op een foute bebaarde imam die ooit een klap op zijn neus had opgelopen en voor wie je op straat hard wegloopt; heel wat anders dan de sprookjesprinsen van Muscat! Ook in Salalah bezochten we een moskee die een stuk eenvoudiger was dan het het pronkstuk van de sultan in Muscat! We vroegen ons inmiddels af of islamitische toeristen ook massaal op bezoek gaan in onze kerken als zij op vakantie zijn in het Westen...
In het maritieme museum zagen we bewijzen van de rijke Omaanse zeevaart en handel, zoals beelden van prachtige Omaanse driemasters en oude handelsovereenkomsten met de Fransen, Britten en jawel met onze eigen Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
 Verder zagen we de buitenkant van een gloednieuw sultanspaleis; sultan Qaboos is in Salalah  geboren maar komt er zelden of nooit - wat ik mij helemaal kan voorstellen. Natuurlijk gingen we ook naar de soukh, waar voornamelijk werd gehandeld in reukwaren in de vorm van wierook en parfumachtige smeersels (Frankincense). Ik vond deze soukh weinig soeps, maar Ton had er goede zin in. Normaal moet hij niets weten van wierook maar nu kocht hij zowaar een paar zakken vol met dit spul als zijnde “leuk voor de barbeque”. 
Ik wil hem straks graag eens in de weer zien met de door hem vermaledijde wierook! Verder kocht mijn echtgenoot een kamelenzweep en een geborduurd petje. Bij mij drong hij op aan om wat parfum te kopen en uiteindelijk kocht ik twee flesjes met een of andere lotion. Ton was helemaal in zijn nopjes met zijn aankopen, maar ik vond het hier knap waardeloos - ook omdat alle mooi bedrukte kledingstukken die ik in handen kreeg van pure kunststof bleken te zijn en dus ondraagbaar in de zinderende hitte van Salalah en tijdens de noordelijke zomers.
Intussen vond onze gids het tijd voor een verfrissinkje in de vorm van een kokosnoot. Onze bus stopte bij een kraampje langs de weg en we kregen allemaal een pas geoogste kokosnoot uitgereikt met een rietje erin. Hoewel ik dol ben op kokosprodukten, bevalt de weeïge smaak van verse kokosmelk mij helemaal niet. Bah, alles in Salalah valt gewoon vies tegen. Ik had veel meer van deze stop verwacht... Muscat was zoveel leuker!
                                             
De Sail Away party in de containerhaven van Salalah was ook al geen succes. Het was bloedheet aan boord, er had dus niemand zin om te dansen en we wachten naarstig op het vertreksein van de kapitein om op te kunnen stomen naar Aqaba, Jordanië. Eindelijk kwam kapitein Victor Stoica met de volgende mededeling: er was een “medical exit operation” gaande. Een ambulance stond klaar, want een passagiere moest hoognodig naar het Al Qaboos Hospital van Salalah worden getransporteerd voor een spoedbehandeling. Na een uurtje was ook deze tegenslag weer geregeld en bereidden wij ons zoetjesaan voor op een volgend hoogtepunt van onze wereldreis: de verborgen roze stad Petra in Jordanië!

Zaterdag 13 april
Golf van Aden en Rode Zee
Om de Rode Zee te bereiken moesten we eerst de meest gevreesde horde nemen: de Golf van Aden waar we a.h.w. gesandwichst werden door de schurkenstaten Jemen en Somalië. Security stond schrap met ingehuurde para’s en waterkanonnen en verder kon er een beroep worden gedaan op de internationale taskforce (met mariniers van o.a. USA, GB en onze eigen NL’ers) die in de nabijheid paraat was met marineschepen en helicopters!
Met onze verrekijkers van Fred Olsen (elke cabine heeft er eentje) hielden we de situatie nauwgezet in ogenschouw. Hoewel we diverse bootjes hebben gezien met bedenkelijke mannen erop die vergeefs met grote snelheid op ons af kwamen, hebben we de Rode Zee zonder averij kunnen bereiken. Met Soedan links en Saoedi-Arabië rechts van ons was er reden genoeg voor een (anti) piratenfeestje, waarop de beveiligers in het zonnetje werden gezet en er voor de dappere passagiers gratis rumpunch beschikbaar was! En iedereen werkte de spanningen weg door uitgebreid op de foto te gaan met beveiligingsattributen zoals de nepmitrailleur, het waterkanon en een reusachtig spandoek waarop de Somaliërs in hun eigen taal werden gewaarschuwd om uit onze buurt te blijven! Als ze al kunnen lezen...
Ik drink geen rum, maar houd wel van dansen op goede anti-piratenmuziek. “Hey Jean, get out of my cloud” van The Stones en vooral “Wild Thing” van The Troggs zijn inkoppertjes waarop we met onze vrienden Marius en Joke onze bijdrage leverden aan dit piratenfestijn!
Hey pirates, you don’t make our hearts sing
Ugly pirates we hate you!