17 t/m 20
maart
Siem Reap & Phnom Penh, Cambodja
Zondagmiddag vlogen we met Cambodja Airlines in een
uurtje naar Siem Reap, Cambodja. Daar werden we gehuisvest in een topklasse
hotel, behorend tot de World Hotels, Luxury Collection. Dat was wel het laatste
dat we in dit verscheurde land verwachtten! In de late jaren ’70 heeft de Rode
Kmer hier vreselijk huisgehouden. Van de 7 miljoen inwoners werden er zo’n 3
miljoen op de meest gruwelijke wijze omgebracht en in massagraven gedumpt. Hele
families kwamen zo aan hun einde. En waarom? Omdat ze niet voldeden aan het
ideaal van de Rode Kmer: een eenheidsworst van eerlijke land- en handarbeiders.
Iedereen die een diploma had was de klos en kwam in kampementen terecht vnl.
verspreid over Zuid-Cambodja. En dat terwijl Rode Kmer-leider Pol Pot zelf in
Parijs had gestudeerd! Zonder een diploma te halen dat wel. Onze Cambodjaanse
gids verloor zijn vader en opa tijdens deze traumatische periode. Iedereen in
Cambodja mist familieleden en vrienden, al zo’n 35 jaar lang...
Nu oogt Cambodja weer als een vriendelijk koninkrijk waar de
ouderwetse veerkracht is teruggekeerd en de wonden deels zijn gelikt. Toeristen
zijn meer dan welkom en komen in grote getale, hoofdzakelijk voor een handvol
Boeddhistische tempels waarvan Angkor Wat de beroemdste is en letterlijk
overspoeld wordt door toeristen. Dit jaar bezochten al 4 miljoen reizigers
vanuit alle windstreken deze Unesco World Heritage Site.
Maandag, 18 maart
Tempels: Bayon, Ta Prohm, Banteay Srey, Angkor Wat
Vandaag zou het een
opwindende, maar loodzware dag worden voor ons groepje van 20 Balmoral
reizigers en onze Noorse reisleider Johnny Strand (tourdirector Balmoral). Eén
Noorse gast bleef achter op de Balmoral vanwege gezondheidsproblemen. Ook op
ons zou een zware wissel worden getrokken door de moordende hitte en het loop-
en klimwerk in dc diverse tempelcomplexen daterend uit het Kmer keizerrijk (12de
en 13de eeuw).
In de bus reden we voorts langs het indrukwekkende terras
der Olifanten, opnieuw een prachtig stukje Kmer-kunst en architectuur aan de
stadsgrens van Angkor Thom.
Ta Prohm, filmset van
o.a. Tomb Raider, is beroemd om de enorme wortels van vijgenbomen die zich door
de eeuwen heen ongestoord een weg baanden door het complex en vaak een omhulsel
vormen van de bouwstenen uit de 12de en 13de eeuw. Ta
Prohm wordt ook wel de oerwoudtempel genoemd en is sinds 1992 een Unesco
Heritage Site. Apart van deze tempel en trouwens voor heel Cambodja is de
verering van de cobragod Naga. Je denkt soms met leuningen te maken hebben of
een makkelijk zitje, maar pas op! Het gaat bijna altijd om het meters lange
stenen lijf van de cobragod met ergens ver weg de opgeheven kop van Naga, of
zoals bij de entree van Angkor Tom, voorzien van menselijke hoofden en lichamen
. “Don’t sit on Naga”, is dan ook een veel voorkomend verbodsbordje! Hij mocht
eens gaan bijten, dan ben je nog niet jarig...
Na een geweldige lunch in ons luxe Sokha-hotel was de tempel
van Bantey Srey aan de beurt (de vrouwentempel). In de Cambodjaanse bloedhitte
sleepten we ons naar en door dit kleine complex. Wat mij betreft had dit geruïneerde
kleinood geskipt mogen worden. Driftig zwaaiend met mijn Indonesische batikwaaiertje
zeeg ik neer onder een schaduwrijke boom, terwijl een bandje van oorlogsslachtoffers
ons verblijdde met lokale muziekklanken.
Ton fotografeerde het gezelschap en las op een bordje dat
deze mensen invalide waren geraakt door landmijnen - op hun vlucht voor het
Vietnamese leger achtergelaten door Rode Kmer soldaten, een spoor van ellende
achter zich latend! Bij één van de vele souvenirkramen op het terrein kocht ik
twee Cambodjaanse trekpoppen (m/v) in schitterende kledij en twee blouses,
terwijl de hele bus op mij wachtte. Begripvol gelukkig! Ook mijn medereizigers kenden het tijdsprobleem om tussen alle
excursies door wat leuke souvenirs te vergaren.
Angkor Wat is de hoofdattractie waarvoor toeristen
graag naar Cambodja komen. Het veelzijdige complex is een uniek en
verbazingwekkend voorbeeld vvan spiritualiteit en symmetrie, en wordt gezien
als een loflied van toewijding aan God(heden). Velen noemen Angkor Wat: het
grootste religieuze bouwwerk ter wereld! Hoewel ik door de hitte al redelijk
uitgeput was, verzamelde ik al mijn energie om de tempel te lijf te gaan. Ik
propte alleen het hoognodige in mijn kleine tasje, voor zo min mogelijk
ballast. Helaas was de zonnigblauwe lucht veranderd in een wolkengrijze hemel
waardoor het zwarte (mos)gesteente van veraf wat aan magie verliest, maar niet
getreurd: over tot de aanval! In plaats van haantje de voorste te zijn drentelde
Ton nu tientallen meters achter mij en haalde nauwelijks het einde van Naga, de
ellenlange entree en exit van menige Cambodjaanse tempel. Ton bleek zich niet
goed te voelen en kon/wilde niet verder met het tempelbezoek. Liever wilde hij
op ons wachten op de rode plastic stoeltjes onder een bomenrij, ons door de
gids aangewezen als verzamelplaats. Wat nu? Zou ik met hem meegaan? “Nee”,
besloot ik. Dit was de hoofdmoot van ons bezoek en iemand moest toch verdorie
die foto’s maken daarbinnen! Dus gewoon doorzetten, Wijda, trappetje op en
trappetje af tot je er bij neervalt. Een medereizigster met wandelstok had een
zelfde besluit genomen en we liepen een eindje op.
Daarna ging ik mijn eigen weg, mee met de flow, vaak de
groepsdrukte ontwijkend door een verlaten zijgangetje in te slaan. Soms stond
ik alleen op een binnenplaats, soms maar met een handjevol mensen. Toch zocht
ik ook wel weer de drukte op, want die mensen lopen hun ronde niet voor niets,
daar moest wat te zien zijn! Af en toe struikelde ik bijna over een boeddhistische
monnik, maar mijn oog viel voornamellijk op een oneindig aantal torentjes, tempeltjes,
binnenplaatsjes en zelfs een binnentuin. Ik ging niet verder dan het 2de
tempelterras en zag er rijen mensen wachten (met knieën en schouders bedekt uit
respect) om level nummer 3, de laatste toren, te bereiken. Wat daar ook te zien
zou kunnen zijn, in die klimpartij over de smalle stenen trap had ik geen zin
meer. Een fotootje van dat torentje was wel voldoende, vond ik. Langzamerhand
werd het tijd om Ton op te zoeken, want ik had mijn werk gedaan. Opvallend tijdens
mijn tempelronde was dat ik niemand van onze reisgroep was tegengekomen.
Voorzichtig stapte ik via de smalle hoofdtrap naar beneden. Hier kwam de
Cambodjaanse gids op mij af. Of alles wel goed met mij ging vroeg hij bezorgd
en drukte me een verfrissingsdoekje in de hand. Hij wees mij een snelle exit
naar de rode stoeltjes aan, zodat ik gauw bij Ton zou zijn.
En ja hoor, mijn echtgenoot voerde alweer het hoogste woord,
naast een andere Balmoral medereizigster met stok: de Italiaanse weduwe Marisa
– die in haar eentje op troostreis was. Ik zat nauwelijks op mijn rode stoeltje
of er stormden wat kindertjes op mij af met allerhande koopwaar, zoals sjaals,
shirts en ansichtkaarten. Maar blijkbaar was mijn weigering wat aarzelend en
dat hield hun hoop op een aankoop levend. Een knulletje van een jaar of acht
bleef mij maar ansichten met amateurfoto’s van Angkor Wat voor een paar dollar
aanbieden. Afijn, toen de complete groep met vuurrode koontjes zich bij de
stoeltjes meldde mochten we als beloning in een open elektrowagentje
plaatsnemen vanwaar we voor de verandering niet werden geconfronteerd met de ellenlange
levenloze Naga, maar door een monter ploegje aapjes die in de bomen langs het
tempelmeer hun bivak hielden. Een voorthuppelend baby-aapje ontlokte veel “ah’s”
en “oh’s” en natuurlijk stonden alle camera’s in de aanslag.
Het markbezoek kon ons allemaal gestolen worden; we waren bekaf. We
hadden maar even tijd voor een douche en frisse kleertjes en dan op naar het
“poolside dinner”, verlevendigd met traditionele Apsara dansen, die vroeger
alleen voor de koning werden opgevoerd.
Dansgezelschappen hebben nog steeds toestemming van de
koning (de kleurloze zoon van de vorig jaar overleden koning Norodom Sihanouk)
nodig om de dansen te mogen uitvoeren. En in de sprookjesachtig verlichte
hoteltuin stond weer een fantastisch buffet klaar, terwijl aan de overkant van
het verlichte zwembad de dansers gereed stonden om deze gedenkwaardige dag
samen met ons af te sluiten. Bedankt Sokha en Siem Reap voor al het
wonderschoons, dat je ons de 18de maart cadeau hebt gedaan. We
zullen je nooit vergeten!
Dinsdag, 19 maart
Phnom Penh, hoofdstad van Cambodja
Tegen tienen werden we naar Siem Reap airport gebracht voor
een korte vlucht naar Cambodja’s hoofdstad Phnom Penh. Zowel het koninklijk
paleis als de Killing Fields stonden vandaag op het programma – werelden van
verschil. We logeerden in het Raffles Hotel dat is gevestigd in een klassiek
koloniaal gebouw. In de geschiedenisboekjes van Cambodja staat Raffles vermeld
als gedwongen verzamelpunt van buitenlanders – zeg maar gevangenis – tijdens de
periode Rode Kmer. De eigen landgenoten waren slechter af, daarmee werden we later
die dag jammerlijk geconfronteerd.
Het koninklijk paleis is
verdeeld over een aantal feërieke gebouwen, volgens het design van zijn grote
broer in Bangkok. Op straat werden we meteen omringd door een groepje bedelende
rolstoelers die vooral hun benen misten, vermoedelijk te danken aan Rode
Kmer-landmijnen. Binnen de paleismuren zagen wij niets dan ongeschonden
versierselen en schatten. Ongelooflijk dat die rottige Kmer de enorme gouden
Boeddha (21 karaats met drie enorme diamanten) niet eens hebben omgesmolten
voor meer oorlogsmaterieel. Ook de zilveren tegels in de zilveren pagode
lachten ons vriendelijk toe, net als de kristallen Boeddha. Pronkstuk is verder
de halfopen troonzaal die alleen wordt gebruikt voor de kroning van een nieuwe
koning. Diens inhuldiging vindt plaats op een redelijk eenvoudige troon, waarna
de nieuwbakken vorst zich boven zijn onderdanen verheft via een vorstelijk hoge
met veel goudbrokaat bedekte troon.
Tijd nu voor de open
wond van Cambodja: de Killing Fields. Wij bezochten gevangenkamp Choeng Ek, 16
km ten zuiden van de hoofdstad. Massagraven met meer dan 8000 lichamen werden
hier gevonden na de val van het Kmer-regime. Sommige gevangenen waren onthoofd
en kindertjes bleken te zijn doodgeslagen tegen een speciale boom op het
terrein. Ter eeuwige nagedachtenis is er op het terrein een Boeddhistische
glazen stupa opgetrokken die is gevuld met een stapel van 5000 opgegraven
menselijke schedels, waarvan de meeste getuigden van vreselijke folteringen
voordat ze in de zelf gegraven kuilen verdwenen.
blindelings te gehoorzamen aan de Kmer cipier en mochten geen
kik geven tijdens zweepslagen of elektrische schokken. Anders volgden er
meer...
Bah, rare Kmer! Jammer en onbegrijpelijk dat vele Kmer
beulen de dans zijn onstsprongen, als het gaat om hun berechting. Alleen de
leiders werden vervolgd – alsof de Cambodjanen alle ellende het liefst willen
vergeten en verder willen met het leven, zo goed en zo kwaad als dat gaat na zo
vele verliezen en omringd door voormalige folteraars.
Die avond gingen we
vroeg in de veren, want de 20ste vertrokken we om 07.30 uur vanuit
Phnom Penh naar Bangkok airport, Thailand. Vandaar zou een bus ons groepje weer
naar de boot brengen, die zonder ons van Saigon naar de havenplaats Laem
Chabang (in de buurt van Pattaya) was gevaren.
Mooi geschreven Wijda, kan de Kmer bijna voelen hier.Moet wel indrukwekkend zijn geweest die verhalen en monumenten.
BeantwoordenVerwijderenIk ben benieuwd hoe de reis verder gaat en lees trouw jullie blog bij.